Grassen zijn 1-jarige of overblijvende kruiden, over het algemeen niet verhoutend, uitzonderingen is b.v. bamboe die wel verhouten. De echte grassen hebben over het algemeen een goede voedings waarde voor vee.
Stengel
De stengel van gras is altijd hol en groeit van beneden uit. Op de stengel ziten de z.g. knopen. Op deze knopen beginnen de bladschedes van de bladeren. De holle steel en de knopen zijn het belangrijkste kenmerk van echte grassen, andere groepen zijn de biezen, zeggen en russen.
Blad
Het blad bestaat uit een bladschede die om de stengel zit en een bladschijf die vrij komt van de stengel.
Op de grens van bladschede en bladschijf zit meestal het z.g.
tongetje.
De vorm hiervan is over het algemeen een belangrijk kenmerk voor determinatie.
Bloemen
De bloemen zijn meestal 2-slachtig, waarbij het aantal meeldraden kan varieren van 1 tot 6.
De bloemen bestaan verder uit een bovenstandig vruchtbeginsel met 1 zaadknop en meestal 2 stijlen en diverse vliesjes.
Grasbloemen hebben 2 schutblaadjes, die de bloemgeslachtsdelen omvatten.
Het buitenste schutblad heet lemma, hieraan kan een naald ontspringen, de kafnaald,
deze kan onderaan de lemma, halverwege of bovenaan de lemma ontspringen.
De plaats waar de naald ontspringt is karakteristiek voor het bewuste gras, maar deze plaats kan ook variabel zijn.
Het binnenste schutblad heet palea.
Binnenin deze schutblaadjes zit het vruchtbeginsel met daarop 2 stijlen en daaromheen de meeldraden, het aantal is ook weer specifiek voor de bewuste grassoort.
De meeldraad heeft 2 schubjes (lodiculae) aan de onderkant van de helmdraad en bovenaan een helmknop,
bij veel grassen in de vorm van een
I aan een touwtje.
Aartje
|
|
Bij grassen is een aartje de
samenstelling van een aantal
bloemen. Een gras kan meerdere
aartje hebben die samen
aar, tros, aartros,of pluim
vormen |
De bloemen zijn van 1 tot meerdere bloemen in een aartje gegroepeerd.
Het aartje wordt van onderaf beschermd door één of twee kelkkafjes.
Bij één kelkkafje vormt de steel het tweede,
bij twee kelkkafjes zijn deze onder elkaar op de aarspil ingeplant en heten dan ook onderste en bovenste kelkkafje, aan de top van elk kelkkafje kan zich eventueel een kafnaald bevinden.
Bloeiwijze
De aartjes zijn weer gegroepeerd in een bloeiwijze:
dichte aar |
|
Aan weerszijden van de stengel zijn de aartjes met 1 tegelijk om en om, afwisselend links en rechts en geen steeltje aangehecht
of in al dan niet handvormige groepjes zonder steeltjes. |
open aar |
|
Aan weerszijden van de stengel zijn de aartjes met 1 tegelijk om en om, afwisselend links en rechts en met een kort steeltje aangehecht.
|
aarpluim |
|
Zijn de aartjes in gesteelde groepjes aan weerszijden van de centrale stengel gerangschikt. |
pluim |
|
De aartjes zijn langer gesteeld en meer vertakt dan bij de aarpluim. Aartjes zijn al dan niet in groepjes aangehecht en daardoor is het totaal ijler van opbouw dan bij de aarpluim. |
tros |
|
Een tros is een open aar met lange stelen. |
eenzijdige tros |
|
Een eenzijdige tros is een open aar met lange stelen en alle aartjes aan een kant. |
Determinatie
Per gras heb je dus een specifieke combinatie van tongetje, aanhechting, opbouw van de aartjes, vorm lengte van het blad, totale lengte van de plant (let op of er misschien niet gemaaid is, groeiomstandigheden).
Atypisch
Omdat we te maken hebben met de natuur en die dus altijd afwijkt van de standaard, bekijkt men de aartjes in het midden van de bloeiwijze, niet aan het uiteinde van de tak, het tongetje wordt gemeten aan het bovenste blad.
Verder heb je voor sommige grassen beslist de wortel nodig dus moet je de plant uitgraven en niet alleen de top bekijken.
|